De familierechtbank bestaat uit één of meerdere familiekamer(s) en één of meerdere kamer(s) voor minnelijke schikking.

Algemene bevoegdheid

De familiekamer neemt onder meer kennis van:

  • vorderingen aangaande de afstamming, de burgerlijke stand, adoptie, huwelijk, echtscheiding en samenwoning;
  • vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag;
  • vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen.

Bevoegdheid voor dringende maatregelen

De familierechtbank beslist ook over de dringende en voorlopige maatregelen.

De maatregelen die bij wet automatisch worden geacht spoedeisend te zijn, betreffen:

  • de afzonderlijke verblijfplaatsen;
  • het ouderlijk gezag;
  • de pleegzorg;
  • de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met een minderjarig kind;
  • de onderhoudsverplichtingen;
  • het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht;
  • de weigering om het huwelijk te voltrekken als bedoeld in artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, de weigering om de akte van erkenning op te maken zoals bedoeld in artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek en de weigering om melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning als bedoeld in artikel 1476quater, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
  • de voorlopige maatregelen die bevolen worden op grond van artikel 1253ter/5, van het Gerechtelijk Wetboek.

In uiterst dringende gevallen neemt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de nodige maatregelen.

Bevoegdheid in hoger beroep

De familierechtbank is ook bevoegd voor het hoger beroep tegen bepaalde beslissingen die in eerste aanleg werden genomen door de vrederechters.

Kamer voor minnelijke schikking

De familierechtbank heeft één of meerdere kamers voor minnelijke schikking. Familiezaken kunnen voor die kamer gebracht worden met het oog op verzoening.