Hof van beroep bevestigt veroordeling dokter wegens onwettig voorschrijven van medicatie

09/12/2025

Het hof van beroep Gent heeft een dokter veroordeeld wegens het onwettig voorschrijven van medicatie. Volgens het hof getuigden de feiten van een aanstootgevende lichtzinnigheid en een elementair gebrek aan professioneel en deontologisch fatsoen. Omdat zulke houding ook een gevaar voor de volksgezondheid teweegbrengt, besliste het hof om de dokter 10 jaar het recht te ontzeggen om de geneeskunde te beoefenen. 

Feiten 

Op 31 december 2019 pleegde een vrouw zelfmoord pleegde in haar woning. De broer van de vrouw diende enkele dagen later een klacht in bij de politie en wees hierbij naar de beklaagde, in zijn rol als huisarts. Die zou grote hoeveelheden medicatie aan zijn zus hebben voorgeschreven, hoewel hij wist dat zij hieraan verslaafd was en professionele psychische hulp nodig had. Volgens haar broer was de vrouw al enkele maanden suïcidaal.

Andere getuigen bevestigden deze verklaring. Uit GSM-gegevens en getuigenverklaringen bleek ook dat de beklaagde en het overleden slachtoffer een band hadden die de grenzen van een normale dokter-patiënt relatie te buiten ging. Volgens de wetdokters was de medicatie die de beklaagde voorschreef medisch ook niet passend, niet correct en niet verantwoord.

Veroordeling door correctionele rechtbank Gent

In een vonnis van 16 december 2024 verklaarde de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent de beklaagde schuldig aan valsheid in geschriften en het onwettig voorschrijven of afleveren van verdovende middelen door een gemachtigd persoon. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar met uitstel voor een periode van 5 jaar, en een boete van 8.000 euro. Hij werd ook levenslang ontzet uit het recht tot uitoefening van de geneeskunde.

Zowel de beklaagde als het openbaar ministerie gingen tegen dit vonnis in beroep. 

Beoordeling hof van beroep

Net als de rechtbank in eerste aanleg achtte het hof van beroep de tenlastelegging ‘het onwettig voorschrijven of afleveren van verdovende middelen door een gemachtigd persoon’ bewezen. 

Hierbij hield het hof rekening met volgende elementen:

  • De beklaagde maakte als arts misbruik van het voorschrijven, toedienen of afleveren van geneesmiddelen die slaapmiddelen, verdovende middelen of psychotrope stoffen bevatten die afhankelijkheid kunnen teweegbrengen, onderhouden of verergeren. Hij schreef dergelijke medicatie onterecht voor aan wijlen zijn patiënte.
  • Uit het deskundigenverslag blijkt dat de voorgeschreven geneesmiddelen medisch niet verantwoord waren, geen therapeutisch doel dienden en vooral niet als passend en correct voor de patiënte konden worden beschouwd. De medicatie werkte haar verslaving in de hand, was niet aangewezen in het licht van haar medische problematiek, en was zelfs gevaarlijk.
  • Het verweer van de beklaagde - dat de voorgeschreven medicatie wel degelijk een therapeutisch doel had, dat er geen sprake was van misbruik of het onterecht voorschrijven maar louter van een andere zienswijze rond de professionele benadering van de medische problematiek van wijlen de patiënte – wordt door het hof weerlegd.
  • De beklaagde wist dat zijn patiënte worstelde met een verslavingsproblematiek aan alcohol en ook geneesmiddelen misbruikte. Het afleveren van de bedoelde voorschriften had niks te maken met een professionele inschatting van therapeutische noden, maar werd alleen ingegeven door zijn wens om haar ter wille te zijn.  De beklaagde had immers de bedoeling om met haar een relatie aan te gaan of verder te zetten.
  • Het sms-verkeer tussen de beklaagde en de patiënte, waarin hij haar zijn liefde betuigde, toont aan dat hij als dokter gewoon aan haar vroeg wat ze wilde hebben. Hierop gaf de patiënte de gewenste medicatie op, waarna de beklaagde deze voorschreef. Het is kenschetsend dat het allerlaatste bericht van de beklaagde aan wijlen het slachtoffer - verstuurd toen zij naar alle waarschijnlijkheid al overleden was - de door haar niet eens gesolliciteerde vraag “Wat moet ik u voorschrijven?” was. 

Dit alles getuigt van een aanstootgevende lichtzinnigheid en een elementair gebrek aan professioneel en deontologisch fatsoen, dat tevens een gevaar voor de volksgezondheid teweegbrengt.

Strafmaat

Het hof van beroep Gent heeft de beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar, en een boete van 8.000 euro. De beklaagde wordt ook voor een termijn van 10 jaar ontzet uit het recht tot uitoefening van de geneeskunde.

Aan de verschillende burgerlijke partijen moet hij een totale schadevergoeding van 21.250 euro en een rechtsplegingvergoeding van 2.825,58 euro betalen.

Motivering strafmaat

Bij het bepalen van de strafmaat hield het hof onder andere rekening met volgende elementen:

  • De beklaagde gaf als arts blijk van zeer verregaande lichtzinnigheid en onverantwoordelijkheid in de uitoefening van de geneeskunde, wat een gevaar voor de volksgezondheid impliceert.

  • De morele schade die de beklaagde veroorzaakte bij de ouders, broer en dochter van het slachtoffer.
  • De beperkte overschrijding van de redelijke termijn.