Diverse beklaagden veroordeeld wegens handel in cocaïne en foltering

16/06/2025

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft twintig beklaagden veroordeeld. Zij waren allen op een of andere manier betrokken bij een criminele organisatie die cocaïne verhandelde. Verschillende beklaagden werden ook veroordeeld wegens medewerking aan het folteren van een minderjarig bendelid.

Feiten

Op 26 april 2022 wordt een minderjarige binnengebracht op de spoeddienst van het AZ Alma in Eeklo. De jongen blijkt ernstig mishandeld te zijn. Zo is één oorschelp weg, is hij enkele tenen kwijt en heeft hij snijwonden. Zelf weigert de 17-jarige verklaringen af te leggen. Nadat hij eerst beweerde betrokken te zijn geweest bij een verkeersongeval toont hij op zijn rug een tatoeage  van drie uiltjes (symbool voor horen, zien en zwijgen) en daarboven het woord Omerta.

Uitgebreid onderzoek door de politie en het parket (onder andere via camerabeelden, telefonie-onderzoek, ANPR-captatie van diverse voertuigen, huiszoekingen en sporenonderzoek) brengt een organisatie in beeld die zich bezighoudt met het invoeren en verkopen van zeer grote hoeveelheden cocaïne (telkens 200 kg of meer). De drugs werden vervoerd door vrachtwagenbestuurders, die deze invoerden in België met behulp van dekladingen. Er werd gewerkt met voorrijders, die als bestuurder van kleinere voertuigen enkele kilometers voorop reden om de transporteur te kunnen inlichten over een eventuele politiecontrole. Indien nodig waren er ook gewapende begeleiders om het transport te beveiligen.

De cocaïne werd gestockeerd in verschillende “stashplaatsen”, onder andere in loodsen die dag en nacht werden bewaakt door leden van de organisatie, al dan niet bewapend. De organisatie deed ook een beroep op personen, doorgaans dezelfde hiervoor genoemde chauffeurs, om in te staan voor het transport van grote geldsommen en/of goud. De organisatie zette ook handlangers in om bepaalde logistieke taken te vervullen. Men maakte gebruik van gestolen voertuigen en nummerplaten en geëncrypteerde GSM-toestellen.

Foltering

Uit het onderzoek blijkt ook dat de minderjarige jongen werd mishandeld en gefolterd door, en in opdracht van, leden van zijn eigen drugsbende. Dit was een straf voor het verlies van een restlading van 340 kilogram cocaïne en vuurwapens – zaken die hij moest bewaken - uit een loods in Maldegem na een brutale gewapende overval door een rivaliserende organisatie.

Tenlasteleggingen

Twee leidinggevende personen van de Belgische tak van de drugsbende werden in de loop van 2023 gearresteerd. Een van hen bevond zich op de Filipijnen en werd uitgeleverd aan België. Ook enkele andere leden van de criminele organisatie werden aangehouden.

Na afloop van het uitgebreide onderzoek werden twintig personen doorverwezen naar de correctionele rechtbank. Zij moesten zich onder meer verantwoorden voor feiten te kwalificeren als:

  • foltering met verzwarende omstandigheden
  • opzettelijke slagen of verwondingen met voorbedachten rade en werkonbekwaamheid van meer dan vier maanden of gelijkgestelde gevallen tot gevolg, gepleegd op een minderjarige
  • wederrechtelijke en willekeurige gevangenhouding
  • leidend persoon van een criminele organisatie (eerste en tweede beklaagde)
  • lidmaatschap van een criminele organisatie
  • deelname aan voorbereiding of uitvoering geoorloofde activiteiten criminele organisatie
  • invoer, uitvoer en vervoer van cocaïne in vereniging
  • verkopen, te koop aanbieden, afleveren of leveren van cocaïne in vereniging
  • bezit - aankoop - vervoer van cocaïne (met uitzondering van cannabis voor persoonlijk gebruik) in vereniging
  • verwerven van criminele vermogensvoordelen (cash geld en goud)

Beoordeling schuldvraag

Er was volgens de rechtbank wel degelijk sprake van een criminele organisatie, die er bovendien niet voor terugdeinsde om grove intimidatie en zwaar geweld te gebruiken tegen eigen leden. De rechtbank beoordeelde vervolgens de feiten en omschreef de rol van de diverse beklaagden en hun schuld als volgt.

Eerste en tweede beklaagde

De eerste en tweede beklaagde superviseerden samen de drugsactiviteiten in België en stuurden aldus de Belgische tak van de criminele organisatie aan. Ze werkten nauw samen om loodsen en bewakers te vinden en teams samen te stellen.

Beide beklaagden hadden als leidende personen een coördinerende en sturende rol ten aanzien van andere leden van de organisatie, en beschikten over grote sommen cash geld om de activiteiten van de organisatie te kunnen uitvoeren (onder meer door verleende diensten van andere leden van de organisatie te vergoeden).

De eerste en tweede beklaagde vervulden ook een noodzakelijke rol bij het mishandelen van het minderjarige bendelid. Ze boden bewust de nodige praktische hulp om de martelpraktijken door leden van de Nederlandse bovenbouw van de organisatie op het terrein mogelijk te maken. De rechtbank aanziet hen daarbij wel niet als opdrachtgevers voor deze foltering noch als personen die daarin het voortouw hebben genomen. Het onderzoek heeft immers uitgewezen dat er boven hen nog een leidende persoon stond, die “de Hoogste” of “de Baas” werd genoemd.

Derde beklaagde

De derde beklaagde stuurde de zevende beklaagde naar Maldegem om, samen met het minderjarige slachtoffer, de loods te bewaken. Hij nam ook deel aan de uitvoering van de foltering.

Vierde – vijfde - zesde beklaagde

Deze beklaagden namen allen deel aan de uitvoering van de foltering op het terrein. Het staat ook vast dat zij de nodige voorbereidingen troffen met het oog op verdere intimiderende en gewelddadige acties naar een ander bendelid.

Zevende beklaagde

Het staat niet vast dat de zevende beklaagde een actieve rol heeft gespeeld bij de foltering. Hij was wel bij een deel ervan aanwezig, mogelijk alleen op een passieve manier. Als één van de leden van de Nederlandse tak van de criminele organisatie stond hij met zekerheid in contact met de derde beklaagde (die op zijn beurt in contact stond met de eerste beklaagde). Hij werd door de derde beklaagde aangestuurd om samen met het minderjarige slachtoffer de loods in Maldegem te bewaken.

Achtste beklaagde

De achtste beklaagde werd onrechtstreeks en daarna rechtstreeks, door de eerste beklaagde aangestuurd om bepaalde taken binnen de criminele organisatie te vervullen. Zo werd hem gevraagd om een loods ter beschikking te stellen voor het opslaan van grote ladingen cocaïne, wat hij ook effectief deed. Hij vervulde ook andere taken: de bewakers bevoorraden, drugs naar bepaalde klanten vervoeren en voorrijder zijn bij het (gewapend) transport van grote ladingen cocaïne naar klanten.

Op vraag van de eerste beklaagde trof hij ook de nodige praktische regelingen die het effectief uitvoeren van de foltering mogelijk maakten. Hij moest een geschikte locatie vinden, het transport van de Nederlandse folteraars verzorgen en de lichamelijke gevolgen van de foltering voor het minderjarige slachtoffer afhandelen (het brengen van pijnstillers, pleisters, ontsmettingsmiddel en verband en vervolgens het transport naar het ziekenhuis).

De achtste beklaagde wist dat er fysiek geweld zou gebruikt worden. Er is wel geen gerechtelijke zekerheid dat hij op voorhand wist dat het fysieke geweld een dergelijk zwaar karakter zou hebben. Het is aannemelijk dat hij effectief ernstig geschokt was door de toestand van het slachtoffer op het ogenblik dat hij hem naar het ziekenhuis moest brengen.

Negende beklaagde

De negende beklaagde stelde het gebouwtje achteraan op zijn erf ter beschikking en leverde eten, drank, tandpasta en sigaretten aan de personen die er verbleven. Er is geen enkele redelijke twijfel dat de negende beklaagde wist dat zijn handelen zou bijdragen tot de ernstige aantasting van de fysieke integriteit van het minderjarige slachtoffer. Wél is er redelijke twijfel over de vraag of hij wist dat het fysieke geweld dergelijke extreme proporties zou aannemen. Hij wist eveneens dat zijn diensten kaderden in de activiteiten van het zware criminele milieu, dat locaties zocht om grote hoeveelheden cocaïne op te slaan en die te laten bewaken.  

Tiende beklaagde

De tiende beklaagde haalde als vrachtwagenchauffeur grote ladingen cocaïne op in het buitenland, die hij vervolgens onderbracht in de loods van aanvankelijk de dertiende beklaagde en vervolgens van de achtste beklaagde of in loodsen in het Antwerpse waarover de organisatie eveneens beschikte. Hij bracht ook andere chauffeurs aan die dezelfde taak konden vervullen, zoals de elfde beklaagde. Hij vervoerde daarnaast ook goud in opdracht van de organisatie.

Elfde beklaagde

De elfde beklaagde haalde als vrachtwagenchauffeur grote ladingen cocaïne op in het buitenland, die hij vervolgens onderbracht in de loods van aanvankelijk de dertiende beklaagde en vervolgens van de achtste beklaagde of in loodsen in het Antwerpse waarover de organisatie eveneens beschikte. Hij bracht ook, verpakt in sportzakken, ladingen cocaïne naar Wommelgem of naar klanten in de omgeving van Maldegem. Begin april 2022 verzorgde hij als chauffeur het transport van een grotere lading bij een nieuwe klant in Amsterdam.

Hij bracht hij ook een grote som geld van 25.000 euro naar de moeder van de eerste beklaagde, stond in voor het leveren van eten voor de bewakers van de loods, voerde beide bewakers (de zevende beklaagde en het minderjarige slachtoffer) na de overval naar de woning van de achtste beklaagde en bracht brandstof naar leden van de Nederlandse tak van de organisatie toen die na de foltering in België in panne waren gevallen met hun voertuig.

Twaalfde beklaagde

De twaalfde beklaagde haalde grote ladingen cocaïne op van de organisatie in het buitenland om deze vervolgens onder te brengen in allerhande loodsen in België.

Dertiende beklaagde

De dertiende beklaagde stelde zijn loods ter beschikking voor het opslaan van grote ladingen cocaïne, verschafte vervolgens ook toegang tot de loods van de achtste beklaagde en verzorgde de bevoorrading van de bewakers. Hij verzorgde ook, samen met de tiende beklaagde, transporten met het oog op de invoer van grote ladingen cocaïne om deze onder te brengen in de loodsen.

Veertiende beklaagde

De veertiende beklaagde werd door de tweede beklaagde aangestuurd, als diens rechterhand, bij het vervullen van taken en opdrachten voor de criminele organisatie (fungeren als voorrijder, vervoeren van bewakers, ophalen van grote sommen cash geld om er andere leden van de organisatie mee te betalen,…). Verder liet hij de zeventiende beklaagde na de foltering gestolen nummerplaten naar Maldegem brengen, en gaf hij de vijftiende en de zestiende beklaagde opdracht om tweemaal naar Maldegem te rijden om er werkmateriaal te gaan afleveren.

Hij trof in opdracht van de tweede beklaagde ook de nodige praktische regelingen die het effectief uitvoeren van de foltering mogelijk maakten. Het is daarbij aannemelijk dat hij niet op de hoogte was van de achterliggende reden hiervan (met name de foltering). Wél staat vast dat hij wist dat zijn diensten kaderden in de activiteiten van een criminele organisatie die zich inliet met grootschalige georganiseerde cocaïnehandel.

Vijftiende en zestiende beklaagde

In opdracht van de veertiende beklaagde kochten de vijftiende en de zestiende beklaagde werkmaterialen aan, die ze vervolgens vervoerden en afleverden op de boerderij van de negende beklaagde in Maldegem. Het is daarbij wel aannemelijk dat ze op geen enkele manier op de hoogte waren van de achterliggende reden hiervan (met name de foltering). Er is wel geen enkele redelijke twijfel dat beide beklaagde wisten dat hun geleverde diensten kaderden binnen de activiteiten van een criminele organisatie die zich inliet met grootschalige georganiseerde drugshandel.

Zeventiende beklaagde

De zeventiende beklaagde werd door de veertiende beklaagde aangestuurd. Hij kreeg de opdracht om twee gestolen nummerplaten af te leveren aan de boerderij van de negende beklaagde. Deze nummerplaten zouden door de folteraars worden gebruikt om zich te verplaatsen. Er is wel geen enkele redelijke twijfel dat de zeventiende beklaagde wist dat zijn geleverde diensten kaderden binnen de activiteiten van een criminele organisatie die zich inliet met grootschalige georganiseerde drugshandel.

Achttiende beklaagde

De achttiende beklaagde werd door de tweede beklaagde aangestuurd bij het vervullen van taken en opdrachten voor de criminele organisatie (fungeren als voorrijder bij het transport van grote ladingen cocaïne vanuit het buitenland of bij een goudtransport vanuit Zwitserland/Duitsland naar België, het zoeken van uithalers in de haven en koeriers voor transport,…). Hij voerde ook kleine opdrachten uit, zoals het bezorgen van een GSM aan het minderjarige slachtoffer in het ziekenhuis.

Negentiende beklaagde

De negentiende beklaagde werd door de achttiende beklaagde aangestuurd. In diens opdracht ging hij een GSM afleveren aan het minderjarige slachtoffer toen deze in het ziekenhuis was opgenomen. Er is wel geen enkele redelijke twijfel dat de negentiende beklaagde wist dat zijn geleverde diensten kaderden binnen de activiteiten van een criminele organisatie die zich inliet met grootschalige georganiseerde drugshandel.

Twintigste beklaagde

In opdracht van de eerste beklaagde (haar zoon) stelde de twintigste beklaagde haar woning ter beschikking als “stashplaats” voor grote sommen cash geld en goud waarover de organisatie beschikte. Op haar adres werd onder meer, met haar hulp, cash geld opgehaald om de chauffeurs van de organisatie te betalen en voor andere uitgaven in het belang van de organisatie.

Er is geen enkele redelijke twijfel dat de twintigste beklaagde wist dat haar diensten kaderden binnen de activiteiten van een criminele organisatie die zich inliet met grootschalige drugshandel. Een organisatie waarvan haar zoon, de eerste beklaagde, een leidende persoon was.

Strafmaat

De rechtbank hield bij de bestraffing onder meer rekening met de onderscheiden rol van elke voormelde beklaagde, zoals hierboven werd omschreven.

Eerste beklaagde

Een gevangenisstraf van 13 jaar en een geldboete van 800.000 euro.

Tweede beklaagde

Een bijkomende gevangenisstraf van 5 jaar (aanvullend op de veroordeling door het hof van beroep Antwerpen op 31 januari 2025 tot 17 jaar gevangenisstraf wegens gelijkaardige feiten gepleegd in dezelfde periode) en een bijkomende geldboete van 320.000 euro.

Derde beklaagde

Een gevangenisstraf van 10 jaar en een geldboete van 8.000 euro.

Vierde – vijfde – zesde beklaagde

Elke beklaagde een gevangenisstraf van 9 jaar.

Zevende beklaagde

Een gevangenisstraf van 40 maanden en een geldboete van 24.000 euro.

Achtste en elfde beklaagde

Beiden een gevangenisstraf van 2 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (uitgezonderd het reeds ondergane gedeelte in voorhechtenis) en een geldboete van 1.600 euro.

Negende beklaagde

Een gevangenisstraf van 30 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar (uitgezonderd het reeds ondergane gedeelte in voorhechtenis) en een geldboete van 8.000 euro waarvan 4.000 euro met uitstel voor een termijn van 3 jaar.

Tiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 5 jaar met probatie-uitstel voor een termijn van 5 jaar (dus mits het naleven van diverse voorwaarden) uitgezonderd het reeds ondergane gedeelte in voorhechtenis) en een geldboete van 160.00 euro.

Twaalfde beklaagde

Een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan 20 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een geldboete van 80.000 euro.

Dertiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 2 jaar en tot een geldboete van 12.000 euro.

Veertiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 15 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een geldboete van 16.000 euro.

Vijftiende beklaagde

Een werkstraf van 120 uren en een geldboete van 800 euro.

Zestiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 1 jaar en een geldboete van 800 euro.

Zeventiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 1 jaar met probatie-uitstel voor een termijn van 5 jaar (mits het naleven van bepaalde voorwaarden) en een geldboete van 800 euro.

Achttiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 30 maanden en een geldboete van 16.000 euro. Er werd ook een bijzondere verbeurdverklaring van 12.700 euro uitgesproken.

Negentiende beklaagde

Een gevangenisstraf van 1 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar en een geldboete van 800 euro.

Twintigste beklaagde

Een gevangenisstraf van 18 maanden met uitstel voor een termijn van 3 jaar en een geldboete van 1.600 euro. Er werd ook een bijzondere verbeurdverklaring van 20.000 euro uitgesproken.

Bijkomende motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank ook nog rekening met volgende elementen:

  • Het gegeven dat de beklaagden een deviant normen- en waardenpatroon hanteerden, waarbij niets of niemand werd ontzien en waarbij ernstige en zelfs extreme inbreuken plaatsvonden op andermans fysieke integriteit. Zo onderging het minderjarige slachtoffer een opzettelijke onmenselijke behandeling die hevige pijn en vreselijk lichamelijk lijden veroorzaakte.
  • De enorme omvang van de hoeveelheden verhandelde cocaïne.
  • De sociale situatie en het strafrechtelijke verleden van de beklaagden. Zo werd de tweede beklaagde recent veroordeeld voor gelijkaardige feiten van zware foltering en verminking in een drugsdossier.
  • De medewerking van bepaalde beklaagden aan het onderzoek.