Strafvordering wegens vermeende oplichting, pyramidespelen en witwaspraktijken onontvankelijk verklaard na overschrijding redelijke termijn
De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, heeft de strafvordering lastens een man onontvankelijk verklaard. De man zou zich schuldig hebben gemaakt aan vermeende oplichting, pyramidespelen, witwaspraktijken en inbreuken op de financiële wetgeving. De rechtbank volgde de verdediging in haar betoog dat de redelijke termijn in dit dossier was overschreden, waardoor de bewijsvoering van de beklaagde en de rechten van de verdediging waren aangetast.
Feiten
In 2017 en 2018 zou de beklaagde verschillende mensen overtuigd hebben om te investeren in Bitconnectcoins, een digitale cryptomunt. Op een vergadering in Oostkamp zou hij hen verteld hebben dat het om een eenvoudige en veilige belegging ging, met rendementen van 1% per dag. Vijf mensen gingen mee in het verhaal en investeerden bedragen tussen 9.500 euro en 20.000 euro.
Mensen die investeerden, zouden na drie maanden hun gegarandeerde winsten zien worden uitgekeerd via de omzetting van bitconnectcoins naar bitcoins, en vervolgens naar geld op een bankrekening.
Bijna onmiddellijk na de eerste uitkering aan de ‘aandeelhouders’ daalde de waarde van een bitconnectcoin van 318,21 dollar naar 29,74 dollar. De website/trading market van Bitconnect International PLS lag plat: gebruikers konden niet meer inloggen. Uiteindelijk crashte het systeem en verloren de investeerders hun belegd kapitaal.
De gelden die de beklaagde zou hebben ontvangen via oplichting en/of de actieve deelname en promotie van een piramidespel zou hij vervolgens hebben witgewassen. Concreet zou dit gebeurd zijn door het (laten) aankopen van 8 luxewagens voor vrienden en familie, en dit voor een totaalbedrag van minstens 279.445,75 euro.
Tenlasteleggingen
Op basis van deze feiten moest de beklaagde zich verantwoorden voor:
-
oplichting
-
witwassen
-
opzetten, beheren of promoten van een piramidesysteem
-
inbreuken op de financiële wetgeving
Onontvankelijkheid van de strafvordering
In haar conclusie van 21 augustus 2025 voerde de verdediging aan dat de redelijke termijn was geschonden, en dat als gevolg daarvan de strafvordering onontvankelijk moest worden verklaard.
De rechtbank is hierin gevolgd en stelde dat de redelijke termijn effectief was overtreden. Dit leidde tot een aantasting van de bewijsvoering en de rechten van verdediging van de beklaagde die hemzelf niet toe te rekenen was, en die niet meer kon worden hersteld.
Motivering rechtbank
De rechtbank hield bij haar oordeel onder andere rekening met volgende elementen:
- Bij het instellen van het onderzoek in 2018 waren de wereld van cryptovaluta en blockchaintechnologie, de technische werking en de misdrijfopportuniteiten daarvan veel minder gekend dan nu. Dit vertaalde zich toen begrijpelijkerwijs in minder expertise inzake het aanpakken en opsporen van strafbare gedragingen in dat verband, wat een bepaalde mate van tijdsverloop kan rechtvaardigen.
-
De rechtbank stelde vast dat naarmate de tijd vorderde (en de expertise logischerwijs verwacht mocht worden om te toe te nemen) het aantal onderzoekshandelingen in dit dossier afnam. Ook het inhoudelijke belang en de inhoudelijke toegevoegde waarde van hetgeen de laatste jaren van het onderzoek was gebeurd, viel daarbij als relatief beperkt te omschrijven. Bovendien kende het onderzoek bepaalde aanzienlijke periodes van stilstand.
-
Door de snelle hoogtechnologische evoluties kon de beklaagde, gelet op het tijdsverloop, niet meer beschikken over afdoende materiaal en gegevens om zich passend te kunnen verdedigen. Zo had de beklaagde onder andere geen toegang meer tot zijn Bitconnect-wallet (waarmee hij zijn stelling - dat hijzelf ook aanzienlijke bedragen in rook zag opgaan - kracht had kunnen bijzetten).
- De beklaagde werd reeds eind 2018 verontrust door een eerste verhoor. Bijna zeven jaar later is ‘nog maar’ de vonnisfase in eerste aanleg aangebroken.