De politierechtbank Leuven veroordeelt op 3 september 2025 een beklaagde voor een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 19 februari 2024 aan het busstation in Leuven. De politierechtbank meent dat de buschauffeur de voetgangster tijdig had kunnen zien en rekening had moeten houden met haar aanwezigheid.
Feiten
Het dodelijk ongeval vond plaats op 19 februari 2024 omstreeks 16.57 uur op de Tiensevest in Leuven. Beklaagde reed met een lijnbus vanuit de Bondgenotenlaan naar de busperrons om rechts af te slaan en zich aan een busperron op te stellen. Bij het afdraaien reed hij een voetganger, die de blauwe wandelstrook volgde, aan. Zij overleed diezelfde dag nog in het ziekenhuis.
Oordeel rechtbank
De politierechtbank veroordeelt de beklaagde tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden, dat volledig met uitstel wordt uitgesproken voor een periode van 3 jaar,
- een geldboete van 1.600 euro,
- een rijverbod van 3 maanden, waarvan 1 maand met uitstel voor een periode van 3 jaar,
- het verplicht opnieuw afleggen van een theoretisch herstelexamen, een praktisch herstelexamen, een medisch onderzoek en een psychologisch onderzoek om opnieuw te mogen rijden.
Op burgerlijk vlak veroordeelt de politierechtbank de werkgever van de buschauffeur en de verzekeraar tot betaling van een provisionele vergoeding van één euro aan de ouders en de broer van het slachtoffer. De schadevergoedingen zullen later bepaald worden.
Motivering rechtbank
De afgebakende blauwe wandelstrook met witte voetgangersiconen en witte pijlen aan de busperrons is geen trottoir maar maakt deel uit van de rijbaan. Door deze blauwe wandelstrook te volgen wandelde het slachtoffer dus op de rijbaan. Zij had daardoor geen voorrang maar dit betekende geen vrijbrief voor de buschauffeur om haar aan te rijden.
De rechtbank meent dat beklaagde zowel de tijd als de mogelijkheid had om het slachtoffer vooraf te zien. Haar zichtbaarheid voor beklaagde werd in elk geval niet belet door de plaatsgesteldheid, de verkeerssituatie of de busconstructie.
Als professioneel buschauffeur die tijdens een werkdag de plaats van het ongeval meermaals passeert, diende beklaagde zich bewust te zijn van de mogelijke aanwezigheid van voetgangers op de blauwe wandelstrook en te weten dat de op de rijbaan aangebrachte blauwe wandelstrook mogelijk een (onterecht) idee van veiligheid en/of voorrang ten opzichte van het andere verkeer zou teweeg brengen bij de hierop wandelende voetgangers.
Het slachtoffer was voor beklaagde een hindernis die door hem kon worden voorzien. Beklaagde heeft niet voldaan aan zijn verplichting om een kwetsbare verkeersdeelnemer, namelijk het slachtoffer als voetgangster, niet in gevaar te brengen. Daarom acht de rechtbank beklaagde aansprakelijk voor het ongeval.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de ernst en de aard van de feiten, de omstandigheden waarin ze plaatsvonden, het strafrechtelijk verleden van beklaagde, zijn houding ten aanzien van de feiten, zijn persoonlijkheid, zijn leeftijd en zijn professionele situatie.