Zetel van de ondernemingsrechtbanken
Er is een ondernemingsrechtbank in elk rechtsgebied van een hof van beroep.
België telt in totaal 9 ondernemingsrechtbanken, namelijk die van Antwerpen, Brussel Nederlandstalig, Brussel Franstalig, Leuven, Gent, Eupen, Luik, Henegouwen en Waals-Brabant.
Een ondernemingsrechtbank kan één of meerdere afdelingen hebben.
Kamers en samenstelling
Elke ondernemingsrechtbank heeft één of meerdere kamers. In elke kamer zetelen een zogenaamde “beroepsrechter” en twee zogenaamde “rechters in ondernemingszaken”. Rechters in ondernemingszaken zijn geen beroepsrechters maar ondernemers, bestuursleden van vennootschappen, boekhouders, bedrijfsrevisoren, enz. Zij helpen de beroepsrechter door hun ervaring in de bedrijfswereld in te brengen.
Voor meer informatie over de samenstelling van dit rechtscollege, zie de rubriek “de zittende magistratuur”.
Openbaar ministerie
In bepaalde gevallen komt het openbaar ministerie tussen in de ondernemingsrechtbank. Het wordt dan vertegenwoordigd door de procureur des Konings, één of meerdere eerste substituten en één of meerdere substituten.
Voor meer informatie daarover, zie de rubriek “de staande magistratuur”.
Griffie
Voor meer informatie over de griffier en de griffie, zie de rubrieken “de griffier” en “de griffie”.
Centraal Register Solvabiliteit
Op 1 april 2017 werd het Centraal Register Solvabiliteit ingevoerd. Via dat register kunnen insolventieprocedures (faillissement en gerechtelijke reorganisatie) digitaal behandeld worden.
U vindt er meer informatie over op de website van het Centraal Register Solvabiliteit (RegSol).
Algemene bevoegdheden
De ondernemingsrechtbank is bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemingen, en dat ongeacht het bedrag.
Een vordering van een particulier tegen een onderneming kan eveneens voor de ondernemingsrechtbank worden gebracht.
Geschillen tussen ondernemingen
De ondernemingsrechtbank behandelt geschillen tussen ondernemingen, d.w.z. natuurlijke personen die als zelfstandige een beroepsactiviteit uitoefenen (handelaars, vrije beroepen en bestuurders), rechtspersonen (vennootschappen, verenigingen en stichtingen) en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
Wat de natuurlijke personen betreft die een beroepsactiviteit uitoefenen als zelfstandige, mogen de geschillen niet te maken hebben met een handeling die kennelijk vreemd is aan de onderneming.
Bestuurlijke bevoegdheden
De ondernemingsrechtbank heeft naast haar rechtsprekende bevoegdheid ook een bestuurlijke bevoegdheid.
Zo beëdigt de ondernemingsrechtbank:
- de beëdigde wegers, scheepsmeters of meters voor zee- en binnenschepen;
- de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren.
Bijzondere bevoegdheden
De ondernemingsrechtbank neemt ook kennis van een aantal specifieke geschillen, ongeacht het bedrag.
Hieronder vindt u enkele voorbeelden van dergelijke geschillen:
- geschillen inzake vennootschappen, verenigingen of stichtingen;
- geschillen inzake intellectuele eigendomsrechten;
- geschillen inzake marktpraktijken;
- geschillen inzake wissel- of orderbrieven;
- enz.
Uitsluitende bevoegdheden
De ondernemingsrechtbank is ook uitsluitend bevoegd om kennis te nemen van vorderingen en geschillen die rechtstreeks verband houden met een insolventieprocedure (faillissement en gerechtelijke reorganisatie).
Vordering tot staking
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank is eveneens bevoegd voor het bevelen van bepaalde maatregelen, waaronder:
- het verbieden van marktpraktijken;
- het toezicht op de financiële sector, reisbemiddelaars, huwelijksbureaus, incassobureaus, enz.;
- maatregelen inzake de werking van een vennootschap;
- maatregelen met het oog op de continuïteit van een onderneming.
Er is een afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank.
De afdelingsvoorzitter wordt in het Hof van Cassatie sectievoorzitter genoemd. De sectievoorzitters worden aangewezen onder de raadsheren van het Hof van Cassatie.
De organisatiestructuur van het Hof van Cassatie ziet er als volgt uit:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitters;
- raadsheren.
Voor meer informatie over de afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank, zie de rubriek “de voorzitter”.
De voorzitter staat aan het hoofd van verschillende vredegerechten en politierechtbanken, van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank.
Daarnaast heeft ook het Hof van Cassatie een voorzitter - die bevindt zich in de hiërarchie onder de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie - en een voorzitter van het hof van assisen.
In de verschillende types rechtscolleges oefent de voorzitter een leidinggevende functie uit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken zijn hiërarchisch georganiseerd.
De rechtbank van eerste aanleg is samengesteld uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere afdelingsvoorzitters (behalve voor de rechtscolleges zonder afdelingen);
- één of meerdere ondervoorzitters (afhankelijk van het wettelijk personeelskader);
- rechters (beroepsmagistraten);
- rechters in ondernemingszaken, die in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken aanstellen (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere sociale rechters (lekenrechters).
De voorzitter wordt bijgestaan door één of meerdere afdelingsvoorzitters en is belast met het algemeen bestuur van de rechtbank.
De afdelingsvoorzitter verzekert de dagelijkse leiding van de rechtbank onder het gezag van de voorzitter en heeft een aantal specifieke bevoegdheden.
Hij mag zich in zijn bestuurs- en organisatieopdrachten laten bijstaan door één of meerdere ondervoorzitters.
Het Hof van Cassatie is gestructureerd als volgt:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitter;
- raadsheren.
Er is ook een voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank. Die leidt, organiseert en coördineert de vredegerechten en de politierechtbanken van het arrondissement.
De ondervoorzitter is een beroepsmagistraat.
Hij maakt deel uit van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank. Verder is er ook een ondervoorzitter voor alle vredegerechten en de politierechtbanken van een arrondissement. De ondervoorzitter staat de voorzitter bij in het algemeen bestuur van de entiteit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken hebben een hiërarchische structuur.
De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in ondernemingszaken (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in sociale zaken (lekenrechters).
De rechter spreekt recht.
De term “rechter” verwijst meestal naar een magistraat van de rechterlijke macht. De rechter is volgens de wet verplicht om een vonnis uit te spreken over de geschillen die aan hem worden voorgelegd. Daarbij steunt de rechter op:
- de wet;
- de rechtspraak (dat zijn alle beslissingen van de rechtscolleges die samen een rechtsbron vormen);
- de rechtsleer (dat is het geheel van de juridische werken bestemd om het recht toe te lichten of te interpreteren);
- het gebruik (dat is een algemeen en herhaald gebruik waarvan het gezag door iedereen erkend wordt, op voorwaarde dat het niet tegen een wet ingaat).
De rechters zetelen in verschillende types rechtbanken zoals bijvoorbeeld de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Een rechter in het hof van beroep, in het arbeidshof of in het Hof van Cassatie wordt officieel “raadsheer” genoemd.
De rechters die vonnissen uitspreken vormen de “zittende magistratuur” omdat ze tijdens het proces blijven zitten.
Tijdens de terechtzitting in de rechtbank zetelt de rechter alleen. In bepaalde zaken zetelen de rechters echter soms met drie.
In de ondernemingsrechtbank en in de arbeidsrechtbank staan twee lekenrechters de rechter bij.
In België is een rechter in ondernemingszaken geen beroepsrechter.
Hij wordt bij de ondernemingsrechtbank aangesteld door de Koning op gezamenlijke voordracht van de ministers die voor Justitie, Economische Zaken en Middenstand bevoegd zijn.
Die rechters zijn niet noodzakelijk juristen. Ze komen uit de zakenwereld en de handel, waar ze vaak hun activiteiten verderzetten wanneer ze geen zitting hebben.
De rechters in ondernemingszaken helpen de zogenaamde "beroepsrechter" door hun praktische terreinkennis in te brengen bij de behandeling van een zaak. Ze worden benoemd voor een eerste periode van drie jaar die telkens voor vijf jaar hernieuwbaar is na advies van de voorzitter van de rechtbank en van de procureur-generaal.
De hoofdtaken van de rechters in ondernemingszaken zijn:
- zetelen aan de zijde van de beroepsrechter;
- rechter-commissaris: wanneer een faillissement door een curator wordt beheerd, voert die laatste zijn opdracht uit onder toezicht van een rechter-commissaris (die een rechter in ondernemingszaken is). Die rechter-commissaris geeft de nodige toelatingen, controleert de rekeningen van de curator en brengt verslag uit bij de rechtbank;
- handelsonderzoeken: de kamer voor handelsonderzoek heeft als opdracht om ondernemingen in moeilijkheden op te sporen. De rechter in ondernemingszaken roept de ondernemer op om de moeilijkheden te bespreken en een herstelplan of een reorganisatieplan op te stellen.
- gedelegeerd rechter: de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen voorziet in de aanwijzing van een gedelegeerd rechter in geval van gerechtelijke reorganisatie. Die rechter volgt het verloop van de rechterlijke reorganisatie op en brengt tijdens de procedure regelmatig verslag uit bij de rechtbank.
Het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie verleent een onderneming een bescherming van maximum zes maanden (verlengbaar tot 18 maanden) tegenover haar schuldeisers. Dankzij de opschorting van betaling moeten de schuldeisers niet meer betaald worden en kunnen zijn niet tot de invordering van hun schulden overgaan (bijvoorbeeld d.m.v. beslag).
De procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de politierechtbank.
Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
Op de zitting vertegenwoordigt de procureur des Konings de samenleving. De procureur des Konings ‘vordert’. Dat wil zeggen dat hij uitleg geeft over de inbreuken, over waarom ze bewezen zijn, en dat hij vraagt om een straf op te leggen.
Na de uitspraak van de straf waakt het openbaar ministerie erover dat ze ook wordt uitgevoerd.
De procureur des Konings van een gerechtelijk arrondissement heeft de leiding over het parket van het hele arrondissement.
Indien het parket één of meerdere afdelingen heeft, kan hij door één of meerdere afdelingsprocureurs bijgestaan worden.
De eerste substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder het gezag van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder leiding van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De hoofdgriffier heeft de leiding over de griffie en waakt over de goede werking ervan.
Elk rechtscollege beschikt over zijn eigen griffie om de dossiers die daar vastgesteld zijn te behandelen.
Elke griffie heeft een hoofdgriffier. Hij wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaand door één of meerdere afdelingsgriffiers, één of meerdere griffiers-hoofden van dienst, griffiers en door het administratief personeel.
De hoofdgriffier wordt bijgestaan door griffiers-hoofden van dienst en griffiers.
Onverminderd de door de griffiers uitgevoerde taken en de door hen geleverde bijstand, neemt de griffier-hoofd van dienst onder het gezag en het toezicht van de hoofdgriffier deel aan het bestuur van de griffie.
De hoofdgriffier kan één of meerdere griffiers-hoofden van dienst aanstellen om hem bij te staan in het bestuur van een afdeling.
De griffier is aanwezig op de zitting en stelt in elke zaak het proces-verbaal van de behandeling op.
Na de zitting zorgt de griffier voor de opmaak van de vonnissen en ondertekent hij ze samen met de rechter in de politierechtbank.
De griffier staat tevens in voor de boekhouding van de griffie, bewaart de stukken die werden neergelegd, levert de vonnissen af, neemt akte van de beroepen tegen vonnissen van de politierechtbank …
Daarnaast heeft de griffier nog tal van andere taken. Ze worden opgesomd in artikel 168, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
Er is één enkele afdelingsgriffier in elke afdeling van een rechtbank (rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank en arbeidsrechtbank).
De afdelingsgriffier heeft de leiding over de griffie van de afdeling.
De advocaat adviseert een partij en vertegenwoordigt ze voor de rechtbank.
Voor meer info over de rol van de advocaat, kan je de website van de Orde van de Vlaamse Balies raadplegen.
In België bestaan er verschillende ordes van advocaten, één of meerdere per gerechtelijk arrondissement.
De referendaris is een dokter, licentiaat of houder van een masterdiploma in de rechten die de magistraat van de zetel bijstaat.
Referendarissen kunnen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven en verschillende rechtbanken aangesteld worden. Ze helpen de magistraten van de hoven en rechtbanken, maar ze zijn zelf geen magistraten.
Referendarissen werken ook bij het Hof van Cassatie, waar ze zowel de raadsheren als de leden van het parket-generaal bijstaan.
De referendarissen bereiden het juridisch werk van de magistraten voor volgens de instructies die ze krijgen in hun verschillende dossiers. Ze zijn niet bevoegd om taken van de griffie uit te voeren.
De referendarissen staan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de korpschef van het rechtscollege waarin ze aangesteld zijn.
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bv. tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder of verzekerde en verzekeringsmaatschappij). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de samenleving.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding aan de tegenpartij overhandigt. De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen.
De dagvaarding moet verplicht een aantal zaken vermelden, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eisende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verwerende partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd d.m.v. een gezamenlijk verzoekschrift. Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of één van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
Een zaak kan in de door de wet bepaalde gevallen (bv. bij geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) worden ingeleid d.m.v. een ‘tegensprekelijk verzoekschrift’. De verzoekende partij kan het verzoekschrift neerleggen op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie opsturen.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal zaken verplicht vermelden, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoekende partij of van haar advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze weten dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht d.m.v. een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Een zaak wordt op die manier ingeleid bv. wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich wel nog tegen de beslissing verzetten.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn verschillende scenario’s mogelijk:
Als de eisende partij geen initiatief neemt, dan bepaalt de rechter afhankelijk van de voorliggende gegevens ofwel conclusietermijnen met een zittingsdatum ofwel ‘verwijst hij de zaak naar de rol’. In het laatste geval betekent dit dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen enkele partij dan vraagt om de zaak terug op een zitting in te plannen, wordt de zaak niet door de rechter behandeld.
De verwerende partij verschijnt niet.
Als de verwerende partij niet op de inleidende zitting verschijnt, dan kan de eisende partij ondanks de afwezigheid van de tegenpartij een initiatief nemen. Zij kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd ‘verstekvonnis’ uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij ‘verstek heeft laten gaan’ op de zitting en haar argumenten niet heeft aangevoerd.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in eigen persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaten. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Een betrekkelijk eenvoudige zaak kan onder bepaalde voorwaarden ‘in korte debatten’ worden behandeld op de inleidende zitting. Als er echter al te veel zaken op die inleidende zitting gepland zijn, dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van ‘instaatstelling’. Dat houdt in dat de partijen samen een kalender vastleggen voor het uitwisselen van de conclusies. Daarin wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen, legt de rechter binnen de zes weken na de inleidende zitting ambtshalve de conclusietermijnen alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit vast.
Na de instaatstelling van de zaak, wanneer iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, kunnen de partijen hun advocaten laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak ‘in beraad’. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken die de partijen hebben neergelegd om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt de beslissing een maand later. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term ‘vonnis’ wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term ‘vonnis’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg, zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken.
De term ‘arrest’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep, zoals de hoven van beroep en de arbeidshoven, of het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term ‘beschikking’ wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis uit wanneer hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen …
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters (één rechter bij de vredegerechten en de politierechtbanken) die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de partij die de gerechtskosten moet betalen.
Akten verricht door de gerechtsdeurwaarder in burgerlijke en handelszaken
- Koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen (B.S. 8/02/1977)
- Tarief 2022
Artikel 1409 § 2 Gerechtelijk Wetboek
Eerstelijnsbijstand, tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand
- Juridische eerstelijnsbijstand: de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie;
- Juridische tweedelijnsbijstand: de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging;
- Rechtsbijstand bestaat erin degenen die niet over de nodige inkomsten beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de diverse rechten, registratie-, griffie- en uitgifterechten en van de andere kosten welke deze rechtspleging medebrengt. Hij verschaft aan de betrokkene ook kosteloos de tussenkomst van openbare en ministeriële ambtenaren onder de hierna bepaalde voorwaarden. Hij biedt de betrokkene tevens de mogelijkheid kosteloos bijstand te genieten van een technisch adviseur bij gerechtelijke deskundigenonderzoeken.
- Bedragen vanaf 1 september 2021
- Indexatie bijdrage Fonds voor tweedelijnsbijstand van 22 naar 24 euro vanaf 1 oktober 2022.
Gerechtskosten in strafzaken
- Koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement van de gerechtskosten in strafzaken (B.S. 30/12/1950)
- Tarieven 2024
Griffierechten
- Deze circulaire geeft een toelichting bij de wet van 28 april 2015 tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen.
- Ingevolge een arrest van het Grondwettelijk Hof (arrest 13/2017) zijn de oude tarieven tijdelijk van toepassing vanaf 1 september 2017 - klik hier.
- Er zijn geen rolrechten verschuldigd bij de arbeidsrechtbanken en de arbeidshoven (zie circulaire FOD Financiën)
- Omzendbrief 272
Tarieven curatoren-insolventiefunctionarissen
Rechtsplegingsvergoeding
Hoewel het niet onder zijn bevoegdheden valt, is het College van de hoven en rechtbanken bij koninklijk besluit verplicht om de nieuwe geïndexeerde basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding ter informatie te publiceren. Het is niet bevoegd om de bedragen vast te leggen. Deze publicatie heeft geen enkele juridische waarde.
Het College van de hoven en rechtbanken vestigt de aandacht op het feit dat elke magistraat alleen en op basis van de wet beslist over het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding m.b.t. een geschil.
1. Wettelijke basis
De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. Ze moet betaald worden door de partij die het geschil verloren heeft.
De rechter stelt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding vast op basis van de bedragen die bij koninklijk besluit vastgesteld werden volgens drie categorieën: het basis-, minimum- en maximumbedrag.
Indien u meer informatie wenst, kan u artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek raadplegen en het koninklijk besluit van 24 mei 2024 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoedingen bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van de bijstand door de advocaat (BS 5 juni 2024) (hierna ‘het koninklijk besluit van 24 mei 2024’ te noemen).
2. Bevoegdheid van het College van de hoven en rechtbanken
Het koninklijk besluit van 24 mei 2024 wijzigt artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 en voorziet: “De nieuwe geïndexeerde bedragen worden ter informatie gepubliceerd op de website van het College van de hoven en rechtbanken.“.
Het College van de hoven en rechtbanken publiceert dus ter info de verschillende bedragen hieronder.
3. Bedrag van de rechtsplegingsvergoeding
Klik hier (de bedragen zijn geldig sinds 1 november 2022)